De zakenman Richard Verkallen wordt dood naast zijn auto gevonden. Hij is met een messteek om het leven gebracht. Verkallen is getrouwd met de zwarte Somalische Asli en zij hebben een zoon Keja, die doof en autistisch is en daarom speciale zorg en begeleiding nodig heeft.
Ze hadden pizza’s gegeten, Keja de zijne helemaal, zij de hare voor een kwart, en ze had naar hem gekeken terwijl hij at op de manier waarop dertienjarige jongens eten. Nooit kon ze genoeg naar hem kijken, misschien omdat die volmaakte buitenkant een zekere troost bood, een kleine compensatie voor de kapotte binnenkant. Keja was zich niet bewust van haar blik, concentreerde zich op zijn bord. Het zou haar niet meer moeten verwonderen dat in dat broodmagere lijf voedsel verdween als in een bodemloze put. Het zou haar evenmin moeten verwonderen dat hij überhaupt kon eten. Ergens in dat ondoorgrondelijke brein rubriceerde hij alles wat er gebeurde, labelde het. Waarna hij het vergat, misschien juist omdat het was gerubriceerd en dus, in zin eigen onnavolgbare logica, verklaard.
Inspecteur Paul Vegter begint samen met zijn collega Sjoerd Talsma aan het onderzoek. Al snel ontdekken zij dat Richard Verkallen nou niet bepaald geliefd was bij zijn familie noch bij zijn collega’s.