Als Stuart Font een paar maanden in Lichfield House woont nodigt hij zijn buren en een paar vrienden uit voor een “house-warming party”. Wat een gezellig feestje had moeten worden loopt uit op een drama omdat de echtgenoot van Stuart’s vriendin Claudia ook verschijnt en Stuart het ziekenhuis inslaat. Wijs geworden door dit handgemeen besluit Stuart de relatie met Claudia te verbreken en zijn aandacht te richten op Tigerlily, een wonderschone jonge vrouw uit het verre oosten. Misschien had Stuart dat beter niet kunnen doen.
Hoewel het graf er door zijn toedoen keurig uitzag, liet Wally zich op zijn knieën zakken om opnieuw met zijn onderhoudswerkzaamheden te beginnen. Hij haalde een snoeischaar uit zijn tas en voor het wat nauwkeuriger werk een schaartje, een plantenschepje, een hark en een pakje met poetsdoekjes. Hij was net begonnen met het afknippen van het gras dat de afgelopen week was opgekomen, net zoals een kapper het haar in de nek en aan de slapen wat bijwerkt, toen de schoolkinderen gillend en schreeuwend de speelplaats op holden. De meisjes gilden, zoals Wally maar al te goed wist, en de jongens schreeuwden. Hij was geinteresseerd in de meisjes, en van hieruit kon hij ze goed zien hollen en springen, waarbij hun rokjes opwaaiden in de lichte wind. Hij hoefde nauwelijks op te kijken van het schepje dat hij nu hanteerde om een niet bestaande paardenbloem weg te halen.
Goede buren is eigenlijk geen misdaadroman; het boek heeft wel iets weg van een sitcom maar dan in geschreven vorm.