In een voorstadje in het zuiden van de Verenigde Staten groeit de jonge James Bonham, Biscuit voor zijn vrienden, op bij zijn grootmoeder. Zijn vader is overleden en de nieuwe vriend van zijn verslaafde moeder is een gewelddadige man die zijn handen niet kan thuishouden. Op een ochtend treffen Biscuit en zijn oma, Lee Ann aan op de veranda. Het nichtje van Biscuit is mishandeld en komt ook bij oma wonen.
Ik wreef in mijn ogen terwijl ik terugdacht aan die dag met Jack toen de hele wereld bloedrood was geworden. “Nee,” zei ik. “Of ja, toch. Ik weet het niet. Ik wou dat iemand me kon vertellen wat ik mag voelen.”
“Ik kan je wel vertellen dat het niet slecht is om een echte vijand te haten, James, wat ze op zondagsschool ook beweren. Het zou tegennatuurlijk zijn als het niet zo was. Maar je moet wel onderscheid blijven maken tussen denken en doen. Gedachten en emoties zijn niet goed of slecht. Ze komen zoals vogels in de lucht, buiten onze macht. Maar bij woorden en daden kun je kiezen, en er zijn altijd consequenties aan verbonden”. Ze legde haar hand op de mijne. “Snap je?”
In deze redelijk beschermde omgeving ontwikkelt zich een hechte band tussen Biscuit en L A, twee beschadigde mensen die een normale ontwikkeling naar volwassenheid is ontnomen door verslaafde…………….